Ieder mens is uniek en heeft zijn eigen voorkeuren, wensen en behoeften. Bij Cello zien we altijd wat wél kan. Wij leggen het accent op de kwaliteit van leven voor iedere cliënt. En gaan hierbij uit van de eigen mogelijkheden van de cliënt en van de mensen met wie hij in verbinding is. Dat kan familie zijn, maar ook vrijwilligers of mensen uit de buurt. Pas als de situatie erom vraagt, trekt Cello zorgtaken naar zich toe. De zorg die nodig is, organiseren we samen. Deze manier van samenwerken is niet nieuw, maar komt in de toekomst wel steeds meer op de voorgrond. Waardevol dus om een kijkje te nemen op plekken waar de cliënt en het informele netwerk voorop staan, en Cello ondersteunt.
In het verhaal van Charlotte is er een fijn, groot, betrokken netwerk van ouders, familie, vrienden, vrijwilligers, dorpsgenoten en de sportclub. Wat maakt zo’n ‘moderne driehoek’ succesvol? Welke kansen en praktische uitdagingen zijn er als je met veel mensen samenwerkt om de zorg te organiseren? Hoe ervaart de cliënt dat zelf? En hoe houd je gezamenlijke doelen vast?
Charlotte is 35 jaar. Ze is geboren en getogen in Helvoirt. En woont in een woning van Cello in het Waterkwartier.
“Wij hebben altijd naar Charlotte gekeken vanuit haar mogelijkheden”, zo vertelt haar moeder Wilma. “Wij hebben drie dochters, Charlotte is één van hen en is ópgevoed als een van hen. Mijn man en ik vinden het belangrijk dat al onze meiden onderdeel zijn van – en deelnemen aan het normale leven. Wij namen de kinderen vroeger al overal mee naartoe en zagen dat ze daar blij van werden. Dat gold ook voor Charlotte. Natuurlijk hebben we zorgen om haar, maar die hebben wij ook om onze andere dochters. Dat is ‘ouders eigen’. Charlotte is voor ons een kind dat vaker extra aandacht nodig heeft dan haar zussen, maar is geen zorgenkind.”
Wilma: “Charlotte heeft bij ons gewoond tot ze 21 werd, dat is nu veertien jaar geleden. Toen vloog ze uit naar een studio in het Waterkwartier in Helvoirt, op loopafstand van ons huis.” Charlotte woont met zeven andere vrouwen in een woning van Cello. “Zeven van de acht bewoners hebben dezelfde leeftijd en kwamen tegelijk hier wonen”, licht persoonlijk begeleider Daniëlle toe. “We hebben toen ingezet op het creëren van een huiselijke sfeer door veel activiteiten als groep te ondernemen. Nu eten de bewoners nog samen en doen ze soms een spelletje in de gezamenlijke huiskamer. Daarnaast leiden ze net als Charlotte een vrij zelfstandig leven.”
Wilma vertelt dat ze in het begin wel moest wennen aan dat zelfstandige leven. “Natuurlijk wil je als ouder dat je kind zelfstandiger wordt en leert om zelf keuzes te maken. Maar in die eerste tijd stond ik regelmatig onaangekondigd bij Charlotte op de stoep. Ik kon haar lastig loslaten; dat komt ook doordat Charlotte slecht ziet en daar maakte ik me zorgen om.” Charlotte zegt: “Ik vond dat helemaal niet fijn. Ik wilde dat mijn ouders, net als bij mijn zussen, even belden om te vragen of het uitkwam. Soms had ik andere plannen en wilde ik zelf keuzes kunnen maken.” Wilma: “Charlotte had natuurlijk helemaal gelijk! Ik wilde nog van alles voor haar regelen, maar moest leren dit los te laten. Inmiddels is Charlotte flink gegroeid en heeft een rijkgevuld leven. De zorg die Charlotte nodig heeft, die bespreken en organiseren we samen: met Charlotte, haar persoonlijk begeleider Daniëlle en ook met mensen in de omgeving.”
“Goede zorg ontstaat in een samenspel en vanuit gelijkwaardigheid”, zegt Daniëlle. “Wij zijn heel open over onze rol, over wat we wel en niet doen. Die openheid en het bespreekbaar maken waarderen cliënten en hun ouders heel erg. Centraal in onze contacten staat ook de vraag ‘En wat kan je hierin zelf betekenen’. Alleen dan doen we het ook écht samen. Mijn rol is vooral om te faciliteren en dingen bespreekbaar maken. En dat doe ik natuurlijk niet alleen. We werken samen met het team aan de zorg rondom de cliënt. En omdat we onze diensten vaak alleen draaien, nemen we in ons team daarnaast de ruimte om met elkaar te sparren. Goede rapportages en overdrachten alleen zijn niet voldoende om de zorg goed te organiseren.”
Wilma is trots op haar dochter. “Charlotte is hier gelukkig en de samenwerking tussen de begeleiders en ons als ouders verloopt goed. Wij organiseren de zorg samen, maar streven wel naar zelfstandigheid voor Charlotte en zo wil ze het ook. Ze weet ook dat wij als ouders er altijd zijn als ze ons nodig heeft.” Ze voegt toe: “In de dagelijkse zorg voor Charlotte zijn wij als ouders nog prima in staat om het regelwerk en veel van de praktische dingen op ons te nemen die Charlotte nodig heeft. Denk aan meegaan naar de tandarts, haar ophalen van de sportles als het slecht weer is of mee te gaan naar een afspraak met de huisarts. Onze andere dochters weten globaal wel wat er speelt, maar wij geven hen vooral de ruimte om ‘gewoon zus’ te zijn van Charlotte. En Charlotte ziet haar zussen vooral als klankbord als ze vragen heeft over vriendschappen en relaties. Eigenlijk precies zoals het hoort bij zussen: met hen praat je over dingen die je liever niet met je ouders bespreekt. Samen met twee nichtjes gaat Charlotte regelmatig naar concerten, de bioscoop of uit lunchen. En samen met haar peettante gaat ze wel eens winkelen.” Charlotte vindt de manier waarop de zorg rondom haar georganiseerd is erg prettig. “Ik vind het heel fijn dat mensen me helpen. Als ik me rot voel, kan ik altijd met een van deze mensen praten”, vertelt ze.
Wilma vertelt lachend dat Charlotte een bekend gezicht is in het dorp. “Charlotte kent Helvoirt en Helvoirt kent Charlotte. Ze kan in alle veiligheid zelf haar boodschappen doen en regelmatig spreken dorpsbewoners haar aan. Charlotte kan erop vertrouwen dat die aandacht en begroetingen oprecht zijn. Het maakt dat ze ervaart dat ze deel uitmaakt van de Helvoirtse gemeenschap. En dat doet ons goed. Extra bijzonder om hierbij te benoemen is de rol van de sportlessen van Lien.” Daniëlle, persoonlijk begeleider: “Charlotte wilde heel graag meer bewegen. Ze vertelde dat ze dansen zo leuk vindt. We zijn toen samen gaan kijken welke mogelijkheden er zijn. En kwamen uit bij de sportschool van Lien Klerks. Daar doet Charlotte nu wekelijks mee aan de Zumba lessen. In het begin zijn we een paar keer met Charlotte meegegaan, maar nu gaat ze zelf. Alleen in het donker komen we haar te voet halen vanwege haar slechte zicht. En lukt dat niet door drukte op de woning, dan springen haar ouders bij.”
“Charlotte heeft goede moves én levert met haar pure plezier een positieve bijdrage aan de sportlessen”, zegt Lien. “Iedereen vindt het leuk als Charlotte er is. Ze is erg enthousiast en zit altijd vol verhalen. Ook doet ze altijd goed mee en ze heeft geen extra aandacht nodig. Ze wordt gemist als ze er een keer niet is. Ik vind het belangrijk te kijken naar wat Charlotte kan, in plaats van naar wat niet lukt. Charlotte heeft een positieve instelling tijdens de les. Hiermee komt ze heel ver. Ze vindt aansluiting in de groep. Geluk zit voor Charlotte in kleine dingen als het volgen van een dansles. Daar kunnen veel mensen wat van leren.” Charlotte: “Soms ben ik wel moe na het sporten, maar ik kan er ook mijn emoties in kwijt. Na de les voel ik me altijd zen en een beetje moe. Maar ook blij omdat ik Lien zie.”
Charlotte, Wilma, Daniëlle en Lien zijn blij met hun samenwerking. “Die verloopt heel goed. We hebben veel vertrouwen in elkaar en als er wat speelt, vinden we elkaar snel,” vertelt Daniëlle. “Onze visie daarbij is dat we altijd uitgaan van de behoeften en mogelijkheden van Charlotte. En we zien daarbij niet snel beren op de weg. Het belangrijkst is om de tijd te nemen om in contact te zijn en te blijven met de cliënt en het netwerk. En daarbij nieuwsgierig te zijn naar wie de cliënt is. Waar komt iemand vandaan, welke normen en waarden zijn belangrijk. Door hierin te investeren kun je beter inspelen op wat iemand nodig heeft. Laat de cliënt en de ouders hun verhaal doen. Dan kan je ook beter bij hen aansluiten.”